Het geld van de toekomst/Economische gevolgen

Uit Aardnoot
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het tijdperk van afslanking

Het geld van de toekomst (174)
Bernard Lietaer

De vooruitziende blik van Keynes

De International Metalworkers Federation in Genève voorspelt dat ‘binnen dertig jaar slechts 2% van de huidige arbeidskrachten in de wereld nodig zal zijn om alle goederen te produceren die voor de totale vraag noodzakelijk zijn’. De interessante vraag is dan natuurlijk: wat zal die andere 98% doen?

Sommige mensen zullen zeggen: En wat dan nog, dat banen verdwijnen? Het is allemaal al eens eerder gebeurd:

  • in 1800 was 80% van de bevolking van de VS werkzaam in de landbouw;
  • in 1900 was dit gedaald tot 48%;
  • in 1950 tot 11%;
  • en nu tot een onbelangrijke 2,9%.

En die 2,9% voedt het hele land niet alleen beter dan die 80% ooit deed, maar het voorziet ook een groot deel van de rest van de wereld van voedsel! Al die mensen die ophielden met landbouw vonden banen in de steden: in de industrie, de handel en de dienstensector.

Dat is natuurlijk allemaal waar. Maar er is ook een structureel verschil, nu we te maken hebben met een Informatie Revolutie in plaats van met een Industriële Revolutie. Een boer kon koetsenmaker worden en een koetsenmaker kon leren hoe hij auto’s moest bouwen. Elke keer dat hij van baan veranderde ging hij ook nog meer geld verdienen. Maar wat moet een informatiewerker doen als hij niet langer nodig is: hamburgers bakken? (zie kader).

Misschien zitten we wel tussen hamer en aambeeld. Want deze keer—ook al is het voor elke onderneming zinvol haar concurrentiekracht te verbeteren door in te krimpen—passen de stukken van de puzzel niet goed aan elkaar. Toen Henry Ford besloot een auto te maken die zo goedkoop was dat zijn fabrieksarbeiders er een konden kopen, zette hij een deugdzame cyclus in gang van meer auto’s, meer arbeiders, meer auto’s, meer arbeiders.

Paul Krugman vs. William Greider en Robert Reich

In een serie geestige essays17 heeft Paul Krugman de volle laag gegeven aan de boeken18 van een bekende journalist (William Greider) en van een minister van Werkgelegenheid in de regering- Clinton (Robert Reich). Hij valt wat hij noemt ‘emotioneel bevredigende mythes’ aan, die betrekking hebben op een potentiële werkgelegenheidscrisis als gevolg van technologische veranderingen. Krugmans klappen vallen in twee categorieën:

  • Hij valt het ‘waanidee van de werkgelegenheidskluit’ aan, dat wil zeggen het idee dat er slechts een beperkte hoeveelheid banen op de wereld is en dat daardoor, naarmate de productiviteit toeneemt, het aantal beschikbare banen automatisch wordt verminderd. Hij bestrijdt dit met het argument dat, hoewel de productiviteitstoename in een sector weliswaar verlies van banen in die sector zal veroorzaken, dit zal leiden tot het scheppen van zelfs nog meer banen in andere sectoren van de economie. En hij geeft het klassieke voorbeeld dat de productiviteitstoename en het banenverlies in de industrie in de afgelopen dertig jaar meer dan gecompenseerd werden door nieuwe banen in de dienstensector.
  • Een groot deel van de discussie over de relatie tussen globalisering, handel, technologie en banen is eigenlijk irrelevant, omdat ‘als je een eenvoudig model wilt hebben voor het voorspellen van de werkloosheid in de VS in de komende vijf jaar, dan krijg je dat nu. Het zal zijn zoals Greenspan (voorzitter van de Federal Reserve) wil dat het is, plus of min een toevalsfout die aangeeft dat hij toch niet God is.’19 Dat is juist, omdat Greenspan rekening kan houden met alle gevolgen van veranderingen in handel of technologie en zijn monetaire politiek dienovereenkomstig kan aanpassen.

Ik ben het geheel met beide punten eens. Maar ik blijf me toch zorgen maken over de banenkwestie, vanwege de volgende vragen:

  • Het verlies van banen in één sector terwijl in een andere sector banen geschapen worden, kan juist zijn vanuit een statistisch totaalbeeld, maar voor de betrokken individuen ligt het niet zo eenvoudig. Als zo’n verandering plaatsvindt in de loop van eengeneratie was het realistisch en zelfs geheel consistent dat het kind van een metaalarbeider elektronisch ingenieur of advocaat wordt. Maar hoe realistisch is het om te hopen dat de metaalarbeider zelf de financiële middelen of de mogelijkheden heeft om door te schuiven naar de hightechbaan die door de nieuwe economie wordt geschapen? Naarmate de snelheid van verandering toeneemt zal het aantal mensen dat gevangenzit tussen de oude en de nieuwe groeisectoren toenemen. Wat moeten deze mensen doen?
  • Waarom heeft ruwweg een derde van de mensheid (de meeste daarvan in de zogenaamde Derde Wereld), al zolang als we daar gegevens over hebben, te weinig of geen werk? Naar schatting zijn wereldwijd 700 miljoen mensen al decennia zonder werk. Krugmans antwoord kan zijn dat dat niet Greenspans zorg is. Niettemin hebben beslissingen van de Federal Reserve directe invloed op miljoenen banen in de wereld, vanwege de wereldrol van de dollar. Toen Paul Volcker in de jaren tachtig besloot deinflatie in de VS uit te roeien, stortte hij Latijns- Amerika in een depressie. Met andere woorden, ik beweer dat de zaak van wereldwijde werkgelegenheid niet een economisch managementprobleem is maar een institutionele situatie.

Ik beweer ook dat de aanpak die later in dit hoofdstuk wordt aanbevolen, de kwestie kan verlichten door een rol te geven aan munteenheden die complementair zijn aan de nationale munteenheden die door Greenspan en zijn collega’s worden beheerd. Bovendien kunnen zulke munteenheden, als ze goed zijn ontworpen, het doel van lagere inflatie van de nationale munteenheden zelfs bevorderen in plaats van hinderen (zoals we zullen zien in hoofdstuk 7).

Baanloze groei zou deze deugdzame cyclus wel eens kunnen veranderen in een boosaardige cyclus die de andere richting op werkt. Elke keer dat mensen worden ontslagen of gedwongen worden hun inkomen te verminderen, zullen ze uit de markt vallen van minstens enkele van deze nieuwe producten die ondernemingen blijven produceren. Zelfs als elke onderneming er bij elke stap beter van wordt, wordt de totale taart kleiner, dus cumulatief zal iedereen er plotseling slechter voor kunnen staan, ook de onderneming zelf.

Het feit dat dit een wereldwijd spel is bemoeilijkt het beeld nog meer. Fabrieken die in de Derde Wereld worden gebouwd gebruiken technologieën die even effectief zijn als die welke in de Eerste Wereld worden toegepast. En een decennium van politiek van ‘structurele aanpassing’, zoals geïmplementeerd door het Internationale Monetaire Fonds, heeft bovendien veel van hun beperkte sociale vangnetten weggehaald.