Het geld van de toekomst/Obligaties
← | → |
Een obligatie is een lening aan een organisatie ten behoeve waarvan ze is uitgegeven. Het is een belofte om de lening op de vervaldatum terug te betalen. Door een obligatie te kopen geeft men liquide kasgeld op in ruil voor die belofte. Het sleutelkenmerk dat zulk handelen rechtvaardigt, is het periodiek betalen van rente. ‘Rente’, of het berekenen van interest, werd vanaf het begin van hun vestiging door alle godsdiensten die zich baseerden op het boek van hun geloof als zijnde het woord van God (jodendom, christendom en islam), afgekeurd. Alleen de islam is tot op de dag vandaag trouw gebleven aan de traditie van geen rente berekenen. De eerste keer dat rente werd gelegaliseerd was in 1545 door Hendrik VIII in Engeland, na zijn breuk met Rome. Maar pas in de 18e en 19e eeuw verving deze investeringsoptie het onroerend goed in de portfolio van de investeerders. Dit gold zelfs in protestantse landen. De Katholieke Kerk ‘vergat’ de zonde van rente pas tegen het einde van de 19e eeuw en nam later zelfs obligaties of andere vormen van rentedragende leningen op in kerkelijke portfolio’s.
Obligaties gaan uit van de veronderstelling dat er een publiek vertrouwen is in de toekomst op de lange termijn van de waarde van de munteenheid waarin ze worden uitgegeven. Daarom geeft de looptijd tot de vervaldatum van een obligatie enig idee van het vertrouwen dat mensen hebben in de toekomst van die munteenheid. De ‘kampioenen’ van zulk vertrouwen op de lange termijn zijn de Hollandse ‘dijkenbouwobligaties’, die geen vervaldatum hebben en waarop sinds de 16e eeuw trouw rente is betaald. In 1903 kon de Engelse regering zich veroorloven om driehonderdjarige ‘goudgerande waarden’ af te geven tegen 2,5% interest. Vergelijk dat eens met de huidige ‘lange’ obligaties met een maximum looptijd van dertig jaar en 5% rente. |