Het geld van de toekomst/De noodzaak van eindeloze groei

Uit Aardnoot
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Bevorderen van concurrentie

Het geld van de toekomst (78)
Bernard Lietaer

Het effect van concentratie van welvaart

De belangrijkste vereenvoudigende aanname van ‘het elfde schijfje’ is dat alles tot volgend jaar hetzelfde blijft. In werkelijkheid leven we niet in een wereld waar de bevolking, de productie of de geldvoorziening geheel niet groeit. In de echte wereld is er in al deze variabelen altijd enige groei in de tijd, en het geldstelsel eist het eerste deel van die groei op om de rente te betalen. Ook in dit opzicht zijn er reeds lang vergeten religieuze precedenten van dit proces. Het ‘eerste fruit van de oogst’ werd in veel gemeenschappen in de oudheid ritueel aan de goden geofferd. In Nederland is de traditie van het aanbieden van het eerste kievitsei aan de koningin hier een overblijfsel van.

Deze dynamiek maakt het voor ons ook moeilijker dan in ‘het elfde schijfje’ om te zien wat er echt aan de hand is. Niettemin is samengestelde interest in de materiële wereld een wiskundige onmogelijkheid (zie kader).

In deze dynamische visie lijkt het geldstelsel op een tredmolen die voortdurend economische groei vereist, zelfs als de werkelijke levensstandaard constant blijft. De rentevoet fixeert het gemiddelde groeiniveau dat nodig is om op dezelfde plaats te blijven. Deze noodzaak voor eeuwigdurende groei is nog zo’n realiteit die we in moderne samenlevingen voor lief nemen en die we meestal niet verbinden met interest of zelfs met ons geldstelsel.

De ‘Josefpfennig’, of de onmogelijke wiskunde van samengestelde interest

Oneindig samengestelde interest is in de materiële wereld een wiskundige onmogelijkheid. Eén pfennig bijvoorbeeld die door Jozef bij de geboorte van Christus was geïnvesteerd tegen 4% samengestelde interest, zou in 1749 gegroeid zijn tot de waarde van een bal goud met het gewicht van de aarde. In 1990 zou dit verder zijn toegenomen tot de waarde van 8190 gouden ballen met het gewicht van de aarde. Tegen 5% zou de koopkracht in 1990 een ongelooflijke 134 miljard ballen goud met het gewicht van de planeet aarde zijn!