Het geld van de toekomst/De Vier Seizoenen in 2020, opnieuw bekeken

Uit Aardnoot
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Plaatselijke complementaire munteenheden

Het geld van de toekomst (377)
Bernard Lietaer

De Vier Scenario’s, opnieuw bekeken

{{{width}}}

Figuur 9.10: De vier verhaaltjes over Duurzame Voldoening in 2020

Dit boek begon met een beschrijving van een Hogedrukketel en met vier verhaaltjes die in het kort de mogelijkheden weergaven van wat Duurzame Voldoening voor het leven der mensen in het jaar 2020 kan betekenen. Zij werden samengevat als aangegeven in figuur 9.10.

Op dat moment erkende ik dat enkele van deze verhaaltjes op ‘tovenarij’ zouden kunnen lijken, onrealistische sprookjes voor volwassenen. Maar nu zijn de monetaire technologieën die aan elk van deze verhaaltjes ten grondslag liggen van hun mysterie ontdaan.

Zowel ‘De pensioenvoorziening van meneer Yamada’ als ‘Een wereld in evenwicht’ zijn het resultaat van de voldoende aanwezigheid van stabiele Yin-munteenheden.

Het ‘Bestuursbesluit van de Bechtel Corporation’ is het resultaat van het gebruiken van een Global Reference Currency op basis van een vertragingsvergoeding als standaardmethode voor boekhouden en planning bij belangrijke wereldwijd werkende ondernemingen.

Tot slot beschrijft ‘De reis van uw achternichtje naar China’ een wereld waarin de Integrale Economie, met daarin in het juiste evenwicht opgenomen Yin- en Yang-munteenheden, heel gewoon is geworden. Een Integrale Economie zou laten zien dat deze verschillende munteenheden op een complementaire manier met elkaar werkzaam zijn. Zij zou de kwaliteit van het leven zelfs verbeteren voor diegenen die ervoor kiezen om zich te houden aan de traditionele ‘banen’ uit het Industriële Tijdperk. Zij zou de standpunten aanmoedigen die worden voorspeld door Robert D. Haas, de president van Levi Strauss: ‘De meest zichtbare verschillen tussen de onderneming van de toekomst en haar huidige tegenhanger zullen niet de producten zijn die zij maken of de middelen die zij gebruiken, maar wie werkt, waarom zij werken, en wat werken voor hen zal betekenen.’

Het beeld dat naar voren komt is dat wij gedurende het Industriële Tijdperk gewend zijn geraakt aan een monetaire gereedschapskoffer met slechts één stuk gereedschap: een schroevendraaier. Nu zijn schroevendraaiers uitstekend en zelfs de enige geschikte manier als en alleen als u met schroeven te maken hebt. Maar als wij willen schilderen, is die schroevendraaier nogal onpraktisch. We kunnen misschien wel schilderen met een schroevendraaier maar het resultaat zal niet erg overtuigend zijn. Als wij bijvoorbeeld zien hoe non profitorganisaties—die ieder voor zich het goede voor de samenleving willen doen—met elkaar strijden om het schaarse concurrerende geld, dan proberen ze echt te schilderen met een schroevendraaier. Hetzelfde beeld is van toepassing als we proberen sociaal kapitaal te ontwikkelen—zoals kinderopvang en zorg voor ouderen—met alleen een Yang-soort munteenheid.