Het geld van de toekomst/Hoe begon bankieren en het ‘moderne’ geld?

Uit Aardnoot
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Hoe werkt de bankwereld?

Het geld van de toekomst (385)
Bernard Lietaer

Het geheim van ‘modern’ geld

In de late Middeleeuwen vormden gouden munten de hoogste geldeenheid. Goudsmeden werden geacht het best in staat te zijn de zuiverheid van deze munten te controleren. Belangrijker nog was het feit dat zij kluizen hadden om het goud veilig tegen dieven op te bergen. Het werd dus verstandig beleid om goud bij goudsmeden in bewaring te geven. De goudsmid gaf een kwitantie voor de munten en berekende een kleine vergoeding voor zijn diensten. Als de eigenaar een betaling moest doen, bood hij de kwitantie ter incasso aan en de goudsmid betaalde hem de munten. Na verloop van tijd werd het gemakkelijker en veiliger om betaling te plegen door alleen de kwitantie te gebruiken. Als de goudsmid door iedereen als een betrouwbare kerel werd beschouwd, waarom zou je dan het risico lopen van fysiek goudvervoer? De kwitanties van de goudsmeden werden alras een bewijs van belofte tot betalen. Als dus iemand dit bewijs als betaling aanvaardde ging hij impliciet een overeenkomst met de goudsmid aan. Op deze manier verschoven we beetje bij beetje van geld dat gebaseerd was op goederen, in dit geval goud, naar geld dat gebaseerd is op krediet of op een banklening. Deze regeling geldt nog steeds.

Niet-westerse geldinnovaties

Deze les richt zich op het geld en de praktijken zoals we die in het Westen kennen, niet omdat die historisch het meest geavanceerd of belangrijk waren, maar omdat het huidige stelsel in de wereld een directe evolutie is van deze westerse instituties. Maar het Westen was eigenlijk een laatkomer op dit gebied.

De eerste bewijzen van het schrift bijvoorbeeld dateren uit 3200 v.C. en komen uit de Soemerische stad Oeroek. Zij beschrijven depositobankieren, valutatransacties, leningen met en zonder onderpand, zowel lokaal als met nabijgelegen stadstaten. De eerste officiële bankwetten waren onderdeel van de Code van Hammurabi (ongeveer 1750 v.C.). De oudste particuliere bank, waarvan de volledige naam bewaard is gebleven als de ‘Kleinzonen van Egibi’, werd in de 7e eeuw v.C. in Babylon gevestigd. Deze Babylonische banken kunnen ‘door hun gedetailleerde organisatie, door het aantal vestigingen en werknemers, door het dagelijkse bijhouden van rekeningen en de rapportage van het daarin geïnvesteerd kapitaal, heel goed vergeleken worden met de grote banken van de 19e en 20e eeuw van onze jaartelling’.161

Het eerste papiergeld ‘moderne stijl’ werd uitgegeven in China gedurende de regering van Hien Tsung (806-821 n.C.), als tijdelijke vervanging van de traditionele bronzen munten.162 Tegen het jaar 900 werd papiergeld in China algemeen gebruikt en in 1020 behaalde dat land ook de dubieuze eer van het beleven van de eerste hyperinflatie van papiergeld, omdat excessief veel papiergeld was uitgegeven, voor een totale nominale waarde van 2.830.000 ounces zilver. ‘Om het geld bredere waardering te laten vinden ging men zelfs over tot een geparfumeerd mengsel van zijde en papier, maar tevergeefs; inflatie en depreciatie volgden op een schaal die te vergelijken was met de toestand in Duitsland en Rusland na de Eerste Wereldoorlog.’163

De eerste keer dat men in het Westen van papiergeld vernam – met totaal ongeloof – kwam door Marco Polo, die van 1275 tot 1292 in China verbleef. ‘In deze stad Kanbalu ligt de munt van de grote Kan, van wie men waarlijk kan zeggen dat hij de geheimen van de alchimisten kent, omdat hij de kunst van het maken van papiergeld beheerst… Alle legers van zijne majesteit worden met deze munteenheid betaald en voor hen is dit hetzelfde als werd er met goud of zilver betaald. Op deze gronden kan voorzeker bevestigd worden dat de grote Kan een grotere schatkist heeft dan enig andere vorst in het universum.’164 Kublai Kans papiergeld werd ook een van de eerste wereldmunteenheden, omdat het werd geaccepteerd over de gehele omvang van het rijk, van China tot aan de Baltische Zee, bijna 500 jaar voordat deze praktijk ruime toepassing in Europa vond.


Weldra bemerkten de meest succesvolle goudsmeden dat het merendeel van de munten het grootste gedeelte van de tijd in hun kluis bleef liggen. Een ondernemende goudsmid kwam er daardoor achter dat hij méér kwitanties kon uitgeven dan dat hij munten in voorraad had, omdat de bewaargevers nooit tegelijk al hun geld zouden opnemen. Aldus werden Europees papiergeld en ‘modern’ bankieren tegelijkertijd geboren op de werkbanken van de goudsmeden van het 13e eeuwse Italië; en het woord bank is afkomstig van banco, de Italiaanse werkbanken waarop de eerste transacties plaatsvonden.165 Alle sleutelelementen waren hier al vertegenwoordigd: papiergeld als schuldbewijs van de tegenpartij, het belang van een goede reputatie van die tegenpartij, en wat nu genoemd wordt het ‘partieel reservesysteem’. Deze laatste intimiderende naamgeving beschrijft het eenvoudige proces dat het bankstelsel in staat stelt om meer geld te scheppen dan het aan deposito’s aanhoudt.