Het geld van de toekomst/Rente
← | → |
De laatste in het oog springende eigenschap die alle officiële nationale munteenheden gemeen hebben, is rente. Ook hier geloven we dat interest berekenen over geld op de een of andere manier intrinsiek bij het proces hoort, waarbij we vergeten dat dat gedurende het grootste deel van de geschiedenis absoluut niet het geval was. In werkelijkheid hebben alle drie de ‘religies van het Boek’ (jodendom, christendom en islam) rente, gedefinieerd als elke interest op geld, zeer beslist onwettig verklaard. Alleen islamitische religieuze leiders herinneren iedereen vandaag de dag nog steeds aan deze regel. Het wordt soms vergeten dat bijvoorbeeld de Katholieke Kerk tot de 19e eeuw de strijd heeft aangebonden tegen de ‘usuria’, de ‘zonde van de woekerrente’ (zie kader).
Technisch gesproken was in het jodendom rente alleen verboden onder joden. ‘Gij zult van uw broeder geen rente nemen… opdat de Here, uw God, u zegene in alles wat gij onderneemt…’ (Deuteronomium 23:19-20). Dit stelde de joden in staat om met rente te lenen aan niet-joden. Deze praktijk werd een van de redenen voor hun inpopulariteit in de Middeleeuwen. De islam is meer omvattend in zijn veroordeling: ‘Wat gij uitzet tegen rente om het te vermeerderen met het werk van anderen, zal niet vermeerderd worden door God.’(Koran, Soera 30:38). Overwegende dat de evolutie van de moderne wereld grotendeels plaatsvond onder christelijke invloed, is het de richtingsverandering in de tijd van deze religie die voor ons doel het meest relevant is. Het historisch belang van rente in de leer van de Katholieke Kerk kan alleen worden vergeleken met de huidige nadruk op seksuele zonden en abortus. Het was beslist een van de meest volhardende dogma’s van de kKerk. Een van de eerste kerkvaders, Clement van Alexandrië, gaf dit in het bijzonder aan: ‘De wet verbiedt een broeder het nemen van rente; benoemende als broeder niet alleen hij die uit dezelfde ouders is geboren, maar ook een van hetzelfde ras en mening… Beschouw dit bevel niet als zijnde ingegeven door liefdadigheid.’ De litanie aan concilies die deze praktijk uitdrukkelijk veroordeelden als een van de meest verachtelijke zonden is echt indrukwekkend: het Concilie van Elvira (305-306 A.D.), Arles (314), Nice (325), Carthago (348), Taragona (516), Aix-la-Chapelle (789), Parijs (829), Tours (1153), het Concilie van Lateranen (1179), Lyons (1274), Wenen (1311). Dit laatste was zelfs nog strenger dan de voorgaande: elke heerser die iemand die in zijn rijk rente berekende niet als misdadiger zou veroordelen, zou geëxcommuniceerd worden! Omdat de praktijk vaak verborgen ging onder verschillende listen, waren geldleners verplicht hun boeken aan kerkelijke autoriteiten te tonen. Het Vijfde Concilie van Lateranen (1512-1517) herhaalde nog eens de definitie van de zonde van rente als ‘het ontvangen van enige interest op geld’. Hendrik VIII legaliseerde interest voor de eerste keer in de westerse wereld in 1545, nadat hij met de paus gebroken had. De eerste keer dat de oorspronkelijke doctrine binnen de katholieke kerk zelf ter discussie werd gesteld was in 1822. Een vrouw in Lyons, Frankrijk, had rente op geld gekregen en werd de absolutie geweigerd tenzij zij haar onrechtvaardig verkregen verdienste had teruggegeven. Bisschop Rhedon vroeg om een verduidelijking uit Rome, dat antwoordde: ‘Laat aan de verzoekster berichten dat een antwoord op haar vraag zal worden gegeven wanneer de tijd daarvoor gekomen is… Ondertussen mag zij het sacrament van de absolutie ontvangen als zij geheel bereid is zich te onderwerpen aan de instructies van de Heilige Stoel.’ Een ophanden zijnde resolutie werd weer beloofd in 1830, alsmede door het Bureau voor Propaganda in 1873. De beloofde verduidelijking is nooit gekomen. De zonde van rente werd nooit officieel ingetrokken, maar werd gewoon vergeten. De Canonieke Wet van 1917 (Canon • 1543), die nog steeds kracht van werking heeft, maakt het voor bisschoppen verplicht om te investeren. ‘Omdat de bewindvoerders verplicht zijn hun beroep uit te oefenen met de zorg van een goede huisvader, zullen zij de meeropbrengsten van de kerk investeren ten gunste van de kerk.’ De kwestie van interest wordt niet genoemd. Nog later wordt woeker geherdefinieerd als het berekenen van overdreven rente. In de hoop verlichting te krijgen voor Latijns-Amerikaanse landen toen die gebukt gingen onder de schuldencrisis van de jaren tachtig richtten Estelle en Mario Carota, twee Mexicaanse katholieken, in 1985 een officieel verzoek aan het Vaticaan om zijn positie ten aanzien van rente te verduidelijken. Door niemand minder dan het Bureau van de Congregatie voor de Doctrine van het Geloof, aangevoerd door Kardinaal Ratzinger, werd hun verteld dat er nooit een nieuwe definitie van de doctrine van rente was gemaakt, dat er nooit enige verandering was geweest. Bij hun pogingen een deskundige mening te vinden onder jezuïeten, augustijnen, dominicanen, salvatorianen en zelfs hoogleraren moraaltheologie die in seminaries in de Derde Wereld de theologie van economische rechtvaardigheid doceerden, slaagden zij er niet in om iemand te vinden die zich de vergeten Doctrine van Woekerrente kon herinneren. |