Het geld van de toekomst/Tijddollars
← | → |
Edgar S. Cahn, hoogleraar aan de juridische faculteit van het District of Columbia, ontwierp zijn concept van Tijddollars in 1986, oorspronkelijk voor bejaardentehuizen in Florida, een schooldistrict in Chicago en een sociaal project in Washington D.C. Nu is het honderden malen toegepast. Eén prikkel voor succes is dat de Internal Revenu Service (IRS, de belastingdienst in de VS) heeft geoordeeld dat transacties in Tijddollars belastingvrij zijn.
Tijddollars zijn van een elegante eenvoud. Zij werken als volgt. Joe heeft slechte ogen en mag niet meer autorijden. Maar hij heeft een speciaal paar nieuwe pantoffels nodig die aan de andere kant van de stad gekocht moeten worden. Julia stemt erin toe om het ritje van een uur te maken om de pantoffels op te halen. Julia krijgt een tegoed van een uur terwijl Joe een schuld heeft van een uur, die zij kunnen laten aantekenen op het krijtbord bij het kantoor van de directeur.
Julia kan haar tegoed besteden aan de koekjes die een andere buurvrouw heeft gebakken, terwijl Joe zijn schuld kan inlossen door voor de tuin van de gemeenschap te zorgen of door iets anders te doen waar hij met zijn slechte ogen toe in staat is. Als Joe een uur zou gaan werken in Julia’s tuin zou dat een gewone barter zijn. Maar doordat Joe een uur in de tuin van iemand anders in de gemeenschap kan werken om zijn Tijddollar-schuld in te lossen en Julia haar tegoed kan gebruiken om Janes koekjes te kopen, zijn Tijddollars veel gemakkelijker om een transactie tot stand te brengen dan barter. Joe en Julia hoeven geen ‘overeenkomstige behoeften en middelen’ te hebben om de transactie af te ronden.
Daarom vormen Tijddollars echt geld, zoals we dat eerder formuleerden: een overeenkomst binnen een gemeenschap om iets (in dit geval: uren dienstverlening) als betaalmiddel te gebruiken. Met andere woorden: Joe en Julia hebben geld geschapen. Zo eenvoudig is het.
De kosten van het opstarten van zo’n systeem zijn praktisch nihil. Voor kleine gemeenschappen kan men een krijtbord of een stuk papier gebruiken. Voor grotere projecten kan een ‘Timekeeper’-computerprogramma gratis van het internet worden gedownload (www.timedollar.org). Bij de namen van alle deelnemers staan kleine plussen en minnen. Het programma breidt zichzelf automatisch uit om alle deelnemers en persoonsuren aan te geven die nodig zijn.
Bovendien krijgt iemand automatisch een tegoed, telkens als iemand anders een schuld krijgt. Het nettototaal van alle Tijddollars in het systeem staat daarom altijd op nul. Maar Joe kreeg zijn pantoffels, Julia kreeg haar koekjes en de gemeenschap kreeg een groentetuin en er was niet één dollar voor nodig om dat voor elkaar te krijgen.
De uitgewisselde goederen en diensten vormen slechts het topje van de ijsberg. Er werd een vergelijkend onderzoek gedaan bij bejaardentehuizen, tussen de tehuizen die de aanpak van Tijddollars gebruikten en zij die dit niet deden.88 Bij de bejaardentehuizen die de Tijddollars gebruikten vond men dat het gebruik van dit geld de groep nader tot elkaar bracht. Mensen groeten elkaar. Als er een verjaardag is wordt dat een groot feest voor het hele tehuis. Mensen letten op elkaar. Eenmaal per week wordt er samen gegeten wat de pot schaft. Ze beginnen een gemeenschappelijke tuin. Kortom: er wordt een gemeenschap geschapen.
Dit simpele middel heeft de manier waarop mensen met elkaar omgaan veranderd. Mensen voelen dat hun bijdragen beloond worden. Ze voelen zich gewaardeerd. Er kwam een totaal onverwacht neveneffect: mensen werden gezonder! In Brooklyn, New York, heeft een ziektekostenverzekeraar, Elderplan genaamd, besloten om 25% van de premies voor zijn gezondheidsprogramma voor bejaarden te accepteren in Tijddollars. Elderplan heeft zelfs zijn eigen ‘Care Bank’ ingesteld, waar 125 deelnemers gemiddeld 800 uren dienstverlening per maand klokken. Het begon als een dienst voor reparaties aan huis, waardoor potentiële problemen werden opgelost voordat zij tot ongelukken konden leiden. De Care Bank heeft een motto: een gebroken handdoekenrekje leidt onvermijdelijk tot een gebroken heup.91 Voor de verzekeringsmaatschappij is dit knappe marketing. Maar Elderplan nam deze ongebruikelijke initiatieven ook omdat men in de gaten kreeg dat bejaarden die deelnamen aan systemen van Tijddollars minder gezondheidsproblemen kregen. Uiteindelijk wordt de gezondheidszorg daardoor goedkoper voor de verzekeringsmaatschappij. Het systeem van Elderplan wordt in het jaar 2000 naar verschillende deelgemeenten van New York uitgebreid. Door dezelfde organisatie wordt een speciaal nieuw programma opgezet dat zich richt op diabetici en waarin ook een belangrijke component van zelfhulp is opgenomen. De tijdstegoeden zijn nu ook inwisselbaar tegen bioscoop- en theaterkaartjes, transportbonnen, gezondheidsproducten en bonnen voor supermarkten en lunches door heel Brooklyn.
In een wereld waar bejaarden een steeds groter deel van de bevolking gaan uitmaken, waar de kosten van de gezondheidszorg hele landen failliet kunnen laten gaan, is er iemand die hier nota van neemt?
Het goede nieuws is dat steeds meer mensen in het Verenigd Koninkrijk dit beginnen te doen (zie kader). Onderzoek heeft de waarde van dit model ook met harde gegevens aangetoond. Systemen van Tijddollars zijn niet alleen effectief gebleken bij het verbeteren van systemen voor gezondheidszorg maar ook bij andere sociale problemen, zoals jeugdcriminaliteit en wetteloosheid in vervallen buurten. Op verschillende gebieden is de validiteit van dit model door onderzoek bewezen.
Tijddollars kunnen nu niet alleen worden ingewisseld voor diensten maar ook voor voedsel, kleding, hypotheken voor woonhuizen (via Habitat International), ziektekostenverzekering, computers en leningen aan studenten.
Het is ook duidelijk dat de vele mogelijkheden van kruisbestuiving tussen systemen van Tijddollars en plaatselijke ondernemingen nog nauwelijks zijn aangeboord en dat zij voor beide partijen belangrijke voordelen kunnen opleveren (zie kader).
Tegen het jaar 2000 zijn meer dan 300 gemeenten en sociale diensten begonnen met systemen van Tijddollars, de meeste daarvan in de Angelsaksische landen.