Het geld van de toekomst/Het wereldwijde casino

Uit Aardnoot
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Valutamarkten

Het geld van de toekomst (398)
Bernard Lietaer

Waarom treedt valutaspeculatie op?

Wat er gebeurd is, is dat ‘speculatieve’ handel (dat wil zeggen handel waarvan het enige doel is, winst te maken uit de veranderingen in de waarde van de munteenheden zelf) de valutamarkten heeft overgenomen. In tegenstelling daarmee is de ‘echte’ economie (dat wil zeggen transacties die betrekking hebben op de koop en verkoop van echte goederen en diensten, inclusief portfolio-investeringen) nu verwezen naar het ‘voorprogramma’ in het wereldwijde casino van het speculatieve spel van geldwissel.

Figuur 1.2 illustreert deze volledige ommekeer in belangrijkheid tussen de ‘echte’ en de speculatieve transacties. Op dit moment is 98% van alle valutahandel speculatief en heeft slechts 2% betrekking op de echte economie.179

Speculatie kan in elke markt een positieve rol spelen: theorie en praktijk wijzen uit dat het de marktefficiency kan verbeteren door het vergroten van de liquiditeit en de omvang180 van de markt. Maar de huidige speculatieve niveaus verstoren duidelijk het evenwicht. ‘Speculanten hoeven geen kwaad te berokkenen als ze een druppel vormen in een bestendige stroom ondernemingen. Maar het wordt serieus als de onderneming een druppel wordt in een speculatieve maalstroom. Als de kapitaalontwikkeling van een land een nevenproduct wordt van de activiteiten van een speelhuis, staan we er slecht voor.’181 De mening van John Maynard Keynes, hoewel al meer dan een halve eeuw oud, was nog nooit zo toepasselijk als nu. Bovendien zijn munteenheden nu het ideale middel voor speculatie geworden (zie kader).

Valuta: een ideaal middel voor speculatie?

Als middel voor speculatie bieden de huidige valutamarkten, vergeleken met elke andere waardesoort, een paar zeer nuttige aangrijpingspunten:

  • Een zeer liquide markt gedurende 24 uur per dag: dit is de meest liquide van alle waardesoorten (meer liquide dan obligaties of aandelen, wier verhandelbaarheid beperkt wordt door de lokale beurstijden, en meer liquide dan onroerend goed).
  • Zeer lage transactiekosten: het kopen of verkopen van grote volumes valuta is veel goedkoper dan het kopen van aandelen, obligaties of onroerend goed. De enige kosten worden gevormd door een kleine marge tussen het kopen en verkopen van vreemde valuta, die als winst bij de banken blijft.
  • De omvang van de valutamarkt: als professionele investeringsmanagers een grote hoeveelheid geld moeten onderbrengen, zal het kopen van een aandeel de prijs van dat aandeel opdrijven. Op dezelfde manier zal het verkopen van dat aandeel door hun eigen handelen de markt tegen hen doen keren. Dit probleem doet zich niet voor bij valuta: de omvang van de valutamarkten is zodanig dat zelfs miljarden dollars niets uitmaken.

De bulk van het speculatieve volume is te wijten aan de eigen afdelingen voor valutahandel bij de banken. Het is echter voorspelbaar dat de ‘hedgefunds’—fondsen die zich specialiseren in valutaspeculatie—degene zijn die de grootste lasten moeten dragen van de terugslag van de publieke opinie als zich een verstoring op wereldschaal voordoet, omdat zij de laatste nieuwkomers zijn. In alle financiële crises—van de Hollandse tulpen in 1637 tot de krach van de aandelenmarkt in de VS in 1987—was het steeds de nieuwste financiële innovatie die de meeste schuld kreeg.182

Figuur 1.3 geeft een samenvatting van de valutastromen die de oorzaak waren van drie crises tussen 1983 en 1998. Een monetaire crisis kan beschouwd worden als het resultaat van een plotseling wegvloeien van de wereldwijde kasstroom uit het doelland, waarbij een eerdere instroom bruut wordt teruggedraaid.

Merk op dat de schaal van de slingers van monetaire eb en vloed blijft toenemen; zij weerspiegelen de toename in speculatieve stromen die in figuur I.2 werd aangegeven. In 1983 waren er dertien landen voor nodig om een slinger van ongeveer $30 miljard tussen de laatste in- en uitstroom te veroorzaken. Mexico alléén werd in 1995 door een gelijkwaardige slinger getroffen. Nauwelijks drie jaar later liet de crisis in Azië tussen 1996 en 1997 een ommekeer zien van ruim meer dan $100 miljard. Deze slingers zijn het gevolg van enorme speculatieve activiteit.