Het geld van de toekomst/Geloofwaardigheid van de media
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
← | → |
- De geloofwaardigheid van de media in het algemeen is naar een historisch dieptepunt gezonken: volgens een Harris Poll uit 1997 heeft nog slechts 18% van het Amerikaanse publiek vertrouwen in het televisienieuws en 12% in de pers. Dit percentage vertoont voortdurend een daling; de overeenkomstige getallen voor 1990 waren respectievelijk 27% en 18%. Een andere enquête geeft aan dat in 1985 84% van de Amerikanen vond dat hun krant z’n best deed om eerlijk te zijn; in 1996 was dat aantal gedaald tot 47%. In 1985 was 55% van de Amerikanen van mening dat de nieuwsondernemingen ‘de feiten bij het rechte eind hadden’. In 1997 was dat aantal gedaald tot 37%.128 Bij veel tijdschriften is het gebruikelijk geworden om hun artikelen eerst door hun adverteerders te laten nakijken. De Los Angeles Times heeft zijn managementstructuur zelfs zodanig georganiseerd dat de samenwerking tussen adverteerder en uitgever zo groot mogelijk is.
Hier zijn enkele gebieden in het leven die, traditioneel gezien, nog niet binnen het bereik van ondernemingen zijn gekomen maar waarin nieuwe trends ontdekt kunnen worden. Vaak beginnen deze trends in de VS en verspreiden zich vervolgens over de wereld.
|
- Maar er is ook een groeiend bewustzijn over de dodelijke val die een Corporate Millennium voor de geloofwaardigheid van de media betekent. ‘Het tot stand brengen van geloofwaardigheid betekent het ontwikkelen van een reputatie van het verschaffen van juiste informatie, zelfs als dat een slechte indruk van de informatieverschaffer zou geven.’129 Kortom, in een tijdperk van informatie vormt geloofwaardigheid het echte kapitaal. En meedoen met de belangen van ondernemingen vanwege financiële voordelen op de korte termijn betekent vernietiging van dat kapitaal, dat potentieel onherstelbaar is. Peter Bhatia, lid van het Bestuur van de American Society of Newspaper Editors, zegt: ‘Onze geloofwaardigheid is nog nooit zo laag geweest. Er is op dit moment in onze bedrijfstak heel veel zelfonderzoek aan de gang.’130 De Columbia Journalism Review noemde de censuur die het gevolg is van de samenwerking tussen ondernemingen en uitgevers ‘The Big Squeeze’.131 Wat in een democratie uiteindelijk op het spel staat is de legitimiteit van zowel de media als van de ondernemingen.
- Als opmerkelijke uitzondering publiceerde Time een speciaal verslag over ‘Uitkeringen aan Ondernemingen’.132 Het tijdschrift definieerde uitkeringen aan ondernemingen als ‘elke actie van een gemeentelijke, staats- en federale overheid waardoor een onderneming of een gehele bedrijfstak een subsidie, onroerend goed, een lening met lage rente of een dienst van de overheid verkrijgt. Dat kan ook een belastingvoordeel zijn.’ Zijn conclusies: ‘Alleen al de federale overheid verstrekt $120 miljard per jaar aan uitkeringen aan ondernemingen… De rechtvaardiging voor veel van zulke uitkeringen is dat de overheid in de VS werkgelegenheid creëert…’ Maar de feitelijke cijfers vertellen een ander verhaal (zie kader).
De subsidies per baan geven een indicatie of het ‘werkgelegenheidsargument’ voor subsidies aannemelijk is.133
|