Het geld van de toekomst/De autonome macht van de onderneming

Uit Aardnoot
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Geloofwaardigheid van de media

Het geld van de toekomst (136)
Bernard Lietaer

De grondoorzaak?

  • David Korten, gepromoveerd aan de Stanford Business School en hoogleraar aan de Harvard Business School voor hij bij de Ford Foundation en het AID programma van de VS in Azië ging werken, stelt: ‘De huidige onderneming bestaat steeds meer als een aparte entiteit—zelfs apart van de mensen die daar werken. Elk lid van de werkende klasse, onafhankelijk hoe machtig zijn of haar functie binnen de onderneming ook is, is vervangbaar geworden—zoals een groeiend aantal topdirecteuren aan den lijve ondervindt. Naarmate ondernemingen meer autonome macht krijgen en afstandelijker worden ten opzichte van mensen en locatie, groeien de belangen van mensen en ondernemingen steeds meer uit elkaar. Het is alsof er een invasie van buitenaardse wezens plaatsvindt die onze planeet wil koloniseren, ons tot slaven wil verlagen en dan zoveel mogelijk van ons wil buitensluiten.’134
  • Ian Angell, hoogleraar Informatiesystemen aan de London School of Economics, schrijft in The Independent: ‘Het belangrijkste probleem van de toekomst zal de overvloed aan niet noodzakelijke mensen zijn, die niet van belang zijn voor de behoeften van ondernemingen en die daarom onontwikkeld en onervaren zullen zijn, die ouder worden en haatdragend zijn... De langzame herverdeling van welvaart waar we na de Tweede Wereldoorlog aan gewend raakten wordt al snel teruggedraaid, dus de toekomst is er één van ongelijkheid. We betreden een tijdperk zonder hoop, een tijdperk van wrok, een tijdperk van woede... De wereld behoort nu al toe aan de wereldwijde onderneming. De natiestaat is nu hopeloos ziek.’
  • Peter Montague, van de Environment Research Foundation (Annapolis, Maryland) zegt: ‘Ondernemingen bepalen bijna alle basisaspecten van het moderne leven, net zoals de Kerk dat in de Middeleeuwen deed. (…) Kleine ondernemingselites bepalen wat de meesten van ons moeten lezen; wat we in de schouwburg en op de televisie kunnen zien; welke onderwerpen tot publieke kwesties zullen worden waar we over mogen discussiëren en debatteren; welke ideeën onze kinderen op school zullen opdoen; hoe onze gewassen verbouwd, verwerkt en op de markt gebracht worden; welke consumentenproducten met welke technologieën en met welke grondstoffen gemaakt zullen worden; of we voor iedereen beschikbare en betaalbare gezondheidszorg zullen hebben; hoe het werk wordt benoemd, georganiseerd en beloond; welke vormen van energie voor ons beschikbaar zullen zijn; hoeveel giftige verontreiniging er in onze lucht, ons water, onze bodem en voedsel zal zitten; wie genoeg geld zal hebben om aan een verkiezingscampagne mee te doen en wie niet.’