Het geld van de toekomst/Het tijdperk van afslanking
← | → |
De meesten van ons zijn opgevoed met de gedachte dat we een beroep moeten leren, door een organisatie worden ingehuurd om een baan met dat beroep te vervullen en—als we alles goed doen—door de rangen omhoog zullen gaan tot onze pensionering. Maar deze gedachte is nu al zo dood als een dodo.
In de afgelopen drie decennia hebben ondernemingen miljarden dollars geïnvesteerd in informatieverwerkende apparatuur. De groeivoet van zulke investeringen is hoger geweest dan van enige technologie in het verleden. Het aandeel aan investeringen in informatietechnologie in de VS bijvoorbeeld sprong van 7% van de totale investeringen in 1970 naar 40% in 1996. Voeg daarbij de miljarden dollars die worden uitgegeven aan software, en het bedrag dat jaarlijks aan informatietechnologie wordt besteed, overschrijdt nu de investeringen in alle andere productiemiddelen tezamen.10
Om de echte omvang hiervan te begrijpen moet men deze buitengewone toename in investeringen in dollars vermenigvuldigen met de even opmerkelijke verlaging van de kosten per eenheid. De kosten van computerverwerking zijn in de afgelopen twee decennia voortdurend met 30% per jaar gedaald en alle experts zijn het erover eens dat dit nog minstens twee decennia zal doorgaan.
In het begin werden repetitieve taken in het ene na het andere werkgebied in de onderneming gecomputeriseerd. Alle computertoepassingen werden echter feitelijk gebouwd rond de bestaande organisatiestructuur en managementprocedures. Op een goede dag bedacht iemand dat dat proces omgedraaid kon worden, door de simpele vraag te stellen: ‘Hoe moeten we onszelf organiseren om op de beste manier de voordelen van de beschikbare informatietechnologieën te gebruiken?’11
Dat was de geboorte van re-engineering. En ook van ‘strategische ontslagen’.
In alle eerlijkheid moet gezegd worden dat het niet de bedoeling was van de oorspronkelijke uitvinders van re-engineering dat zulke ontslagen zouden plaatsvinden. Een van de vroegste pioniers was Thomas Davenport, onderdirecteur voor research bij CSC Index (de ‘geboorteplaats’ van re-engineering). In een artikel in Fast Company zei Davenport: ‘Re-engineering is niet begonnen als codewoord voor gedachteloze aderlating van ondernemingen. Het was niet bedoeld om de laatste ademtocht van management in het Industriële Tijdperk te zijn. Ik weet dat, want ik stond aan het begin ervan. Ik was een van de scheppers… Maar het feit is dat die geest van re-engineering, toen hij eenmaal uit de fles was gekomen, snel een bedreiging werd.’12
En zoals alle geesten kon hij niet in de fles teruggestopt worden.
Wereldwijd hebben grote ondernemingen mensen verwijderd met een tempo van tussen de een en twee miljoen per jaar. En voor het eerst gebeurt dit nu op alle niveaus van de organisatie. Toen Kodak zijn aantal managementlagen verminderde van dertien naar vier kwamen een hoop mensen die nooit gedacht hadden dat het hen zou overkomen zonder werk. Er worden natuurlijk veel nieuwe banen buiten deze ondernemingen geschapen, maar die geven meestal niet het inkomensniveau of de zekerheid waaraan mensen gewend waren geraakt en die zij hadden geleerd te verwachten.
Het is belangrijk dat we beseffen dat deze ‘strategische ontslagen’ van een geheel andere aard zijn dan de normale cyclische ontslagen. Het werd bijvoorbeeld normaal gevonden dat fabrieksarbeiders werden ontslagen als de voorraden gereed product opliepen wanneer de business cycle in een lagere versnelling geraakte. Zij werden weer aangenomen zodra deze voorraden waren weggewerkt en de goede tijden van de cyclus terugkwamen. Maar er is geen reden om te verwachten dat de business cycle de trend van strategische ontslagen zal terugdraaien. Wat weg is, is voorgoed weg. Groei zonder toenemende werkgelegenheid is geen voorspelling; het is een vaststaand feit. Het is de moeite waard de gegevens van William Greider te herhalen: de grootste 500 ondernemingen ter wereld maken en verkopen zeven keer zoveel goederen en diensten als twintig jaar geleden maar zijn er tegelijkertijd in geslaagd het totaal aantal werknemers te verminderen.
Zelfs de mensen die in deze organisaties blijven of worden aangenomen, moeten een heel ander proces dan vroeger onder ogen zien. Het oude criterium voor aanname placht te zijn, het in overeenstemming brengen van de functiespecificaties met ervaring, inzet en opleiding.
Tegenwoordig gaat bij de ondernemingen die vooroplopen, zoals CNN, Intel of Microsoft, alles anders: ‘Niemand heeft een baan. Als iemand voor een baan wordt aangenomen, vergeten we dat zodra hij of zij binnen is. Het werk wordt vooral gedaan in projectteams, waar ook buitenstaanders in kunnen zitten. Mensen hebben taken, zijn ‘probleemeigenaar’ of hebben kansen, maar geen baan.’13
In aanvulling op echte ontslagen heeft de noodzakelijkheid van grotere flexibiliteit ondernemingen gedwongen hun eigen grenzen te herdefiniëren door:
- uitbesteding: machines van Xerox worden geïnstalleerd door vrachtwagenchauffeurs van Ryder; computers van Commodore worden gerepareerd door het personeel van Fedex, dat vroeger alleen onderdelen afleverde.
- verplaatsing: een van de grootste verzekeraars in de VS, Metropolitan Life, factureert vanuit Ierland; British Airways doet haar boekhouding in Bangladesh; softwareondernemingen in Californië lossen problemen op vanuit India.
- tijdelijk werk: vanuit het standpunt van de samenleving is dit waarschijnlijk de belangrijkste van alle nieuwe trends. De grootste werkgever in de VS is nu Manpower, wiens activiteiten bestaan uit het plaatsen van tijdelijk personeel bij ondernemingen.
Als u denkt dat dit allemaal alleen gebeurt in ‘hebzuchtige particuliere ondernemingen’, hebt u het mis. Zelfs de strijdkrachten—historisch gezien een vrij gretige werkgever van gezonde lichamen—omhelzen de nieuwe manier van denken. De strategische heroverweging in 1997 van de Amerikaanse defensiecapaciteit concludeerde dat wel 50.000 actieve manschappen geschrapt konden worden, vooral in het leger, om te helpen betalen voor wapens zoals gecomputeriseerde artilleriesystemen en elektronische detectors voor biologische wapens. De vierjaarlijkse Defense Review, die analyseerde wat er vanaf nu tot 2010 nodig zou zijn, richtte zich op het verlagen van de ‘kosten van infrastructuur’ (nu 40% van de totale toewijzingen van het ministerie van Defensie). Dit dekt alles dat niet direct gerelateerd is aan de ‘kernbekwaamheden’ om oorlog te voeren: van de cafetariamanagers op de militaire bases tot onderwijzers, van dagverblijven tot boekhouders. U hebt het al geraden: zij zijn nu deze functies aan het ‘privatiseren’ en ‘uitbesteden’.
Niets hiervan moet gezien worden als een gril voor de korte termijn. Een onderzoek in het Verenigd Koninkrijk, gefinancierd door het ministerie van Onderwijs en Werkgelegenheid en gepubliceerd door Business Strategies, een adviesbureau met nauwe banden met het ministerie van Financiën, concludeert dat er in de komende tien jaar in Groot-Brittannië geen nieuwe voltijdwerkgelegenheid verwacht mag worden.14 Hoewel er een optimistische voorspelling wordt gegeven voor zelfstandigen en tijdelijke banen, tot een totaal van 1,5 miljoen in die tijdsperiode, is de verwachting dat er nul banen worden geschapen in wat ooit als ‘normale’ voltijdbanen werden beschouwd.
Een onderzoek bij 4720 organisaties in veertien Europese landen, uitgevoerd door de Cranfield School of Management ten behoeve van de Europese Commissie, rapporteert dat er in 1995 een ontstellende toename was in werkgelegenheid in tijdelijke banen met een vaste termijn (tot 3 maanden). De grootste toename vond plaats in Nederland, waar bij 70% van de ondernemingen het toepassen van deeltijdbanen toenam. Meer dan 50% van de Duitse, Italiaanse, Finse en Zweedse ondernemingen doet nu hetzelfde. De rest van Europa heeft een toename geregistreerd bij ‘slechts’ 30 tot 50% van de ondernemingen.15
Dr. William Bridges, een expert op het gebied van trends in werkgelegenheid, stelt de vraag: ‘Wat is het percentage banen dat door tijdelijke arbeidskrachten wordt gedaan?’ De schatting van de meeste mensen valt ergens tussen de 2 en 20%. Zijn antwoord: ‘In feite is het 100%; 85% van ons zit nog steeds in de ontkenningsfase.’16