Het geld van de toekomst/Waarom een systeem van munteenheden met meerdere niveaus?

Uit Aardnoot
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een monetair systeem voor Duurzame Voldoening

Het geld van de toekomst (364)
Bernard Lietaer

Organisatorische vereisten

De kritiek van ‘onnodige ingewikkeldheid’ is slechts geldig als de gewoonte ons ertoe verleidt dat wij de inefficiënties en ingewikkeldheden van het geldsysteem van 1999 voor lief nemen. Volgens de eigen rapporten van het IMF omvatte dit systeem ongeveer 170 verschillende nationale munteenheden, gedesorganiseerd in acht verschillende soorten monetaire systemen.149 In ieder geval is de toepasbaarheid van de post Bretton Woods monetaire modus vivendi onbevredigend.

‘In de bijna drie decennia sinds het opheffen van de overeenkomst van Bretton Woods is de jaarlijkse groeivoet van de economische groei in ontwikkelde landen met een derde gedaald en zijn de incidenten van internationale financiële crises scherp toegenomen—tot op het punt waar zelfs landen die een gezonde economische politiek volgen evenzeer getroffen worden als de losbandige landen. Volgens cijfers die door de Wereldbank worden aangehaald, hebben sinds de late jaren zeventig niet minder dan negenenzestig landen een ernstige bankcrisis doorgemaakt en hebben na 1975 zevenentachtig landen een crisis in hun munteenheid ervaren.’150

Het is ook waarschijnlijk dat, bezien vanuit een historisch perspectief op de langere termijn, enkele van de eigenschappen van ons heersende geldstelsel als vreemde afwijkingen beschouwd zullen worden (zie het kader over de Yap eilanders in Fort Knox).

Yap-eilanders in Fort Knox

Milton Friedman zag een intrigerende overeenkomst tussen het ‘primitieve’ systeem van munteenheid van de Yap-eilanders en ons eigen huidige systeem.

In 1903 werd een Amerikaanse antropoloog, William Henry Furness III, zo gefascineerd door het geldstelsel van het eiland Uap of Yap – een van de Carolina Eilanden in Micronesië en in die tijd een kleine Duitse kolonie van ongeveer 5000 mensen – dat hij zijn boek The Island of Stone Money (1910) noemde. ‘Zij noemen hun ruilmiddel fei en het bestaat uit grote, flinke, dikke stenen wielen met in het midden een gat dat varieert met de diameter van de steen, waarin een stok gedaan kan worden die voldoende groot en sterk is om het gewicht te dragen en vervoer mogelijk te maken. Deze stenen “munten” werden gemaakt van kalksteen dat werd gevonden op een eiland ongeveer 600 kilometer daarvandaan. Ooit werden die in kano’s en op vlotten door enkele vermetele inlandse zeelieden naar Yap gebracht… Na het afsluiten van een overeenkomst waarvan de prijs leidt tot een fei die te groot is om gemakkelijk vervoerd te kunnen worden, is de nieuwe eigenaar geheel tevreden met het accepteren van de blote erkenning van eigendom en blijven de munten, zonder enig teken om de transactie aan te geven, ongestoord liggen op de grond van de vorige eigenaar.

Toen de Duitse regering in 1898 het eigendom van de Carolina Eilanden op zich nam, waren vele van de paden in slechte conditie en werd de inlanders verteld dat ze die moesten repareren. Enkele inlanders weigerden en men besloot de weigerachtige districten een boete op te leggen. De boete werd geïnd door iemand op pad te sturen die enkele van de meest waardevolle fei met een kruis met zwarte verf merkte, om aan te geven dat de stenen door de regering werden opgeëist. Dit werkte als een tovermiddel: de mensen die nu zo treurig verarmd waren kwamen in beweging en repareerden de hoofdwegen op de juiste manier. Toen stuurde de regering haar agenten uit en verwijderde de kruisen. Presto! De boete was betaald, de gelukkige eilanders kregen hun kapitaalvoorraad terug en baadden in weelde.’147 In 1932/’33 en opnieuw in 1971 vroeg de Banque de France (de Franse centrale bank) aan de Federal Reserve om wat van haar overtollige dollars in goud om te zetten. In de praktijk zou dit gewoon betekenen dat in Fort Knox een aantal etiketten met ‘Federal Reserve’ zou worden vervangen door etiketten met ‘Banque de France’. In de financiële kranten in de VS werd dit beschreven als ‘goudverlies’, de markten beschouwden de dollar als zwakker en de Franse franc als sterker.

Milton Friedman vraagt: ‘Is er echt een verschil tussen de gedachte van de Federal Reserve dat het in een zwakkere positie kwam vanwege een paar etiketten op laden in haar kelders en de gedachte van de Yap-eilanders dat zij armer waren vanwege enkele markeringen op hun stenen? De Yap-eilanders beschouwden stenen die op een ver eiland waren gewonnen en bijgewerkt en naar hun eiland waren overgebracht als een rotsvast blijk van rijkdom. Gedurende een eeuw en langer heeft de beschaafde wereld een metaal dat diep in de grond gewonnen werd, dat met grote arbeidsinspanning werd veredeld en weer opgeborgen werd in grote kluizen diep onder de grond, als een rotsvast blijk van rijkdom beschouwd. Is de ene praktijk echt rationeler dan de andere?’ 148